Door zowel bedrijven als certificatie instellingen is gevraagd om nog eens de GMP+ voorwaarden over het certificeren van locaties op een rijtje te zetten. In deze nieuwsbrief willen we proberen deze vragen te beantwoorden
In GMP+ A1, artikel 3.2 is als basiseis vastgelegd dat alle eigen locaties van een bedrijf waar een activiteit plaatsvindt met betrekking tot diervoeder (bijvoorbeeld productie, handel, transport en opslag) afzonderlijk GMP+ FSA gecertificeerd dienen te zijn. Dit draagt bij aan eenduidigheid en transparantie door de bijbehorende registratie in de GMP+ bedrijvendatabase.
Dit is een locatie die in eigen beheer van het bedrijf is. De locatie kan eigendom zijn van het bedrijf maar ook bijvoorbeeld gehuurde panden worden tot de eigen locaties gerekend. Verder maakt het niet uit of activiteiten gedurende het hele jaar plaatsvinden, of slechts een deel van het jaar. Al deze locaties worden als eigen locaties aangemerkt en dienen gecertificeerd te zijn voor de activiteiten die daar plaatsvinden.
Jawel, dat mag wel. Zie hiervoor ook artikel 3.2 in GMP+ A1. Een consequentie is dat de diervoeders en/of diensten op deze locatie niet GMP+ geborgd zijn.
Nee, dat hoeft niet. Het is mogelijk om een deel van de handelsactiviteiten , de transportactiviteiten en de opslagactiviteiten uit te sluiten van certificatie. Op een locatie waar voeders geproduceerd worden geldt dat alle productie door GMP+ certificatie geborgd moet zijn. Alleen de productie van petfood mag worden uitgesloten.
Zie hiervoor ook weer het artikel 3.2 in de GMP+ A1. Daarnaast staan ook in hoofdstuk 4 van elk van de GMP+ B-standaarden duidelijke regels voor het uitsluiten.
Het feed safety management systeem moet een deugdelijke scheiding tussen enerzijds GMP+ geborgd voer en anderzijds niet-GMP+ geborgd voer garanderen.
Voeders en diensten die door GMP+ certificatie geborgd zijn, moeten als zodanig worden aangeduid. We noemen dit ‘positieve declaratie’. De regels voor de aanduiding zijn vermeld in GMP+ BA6.
Ja, dat kan doordat de GMP+ keten onderbroken wordt. Een voorbeeld: een bedrijf produceert een voeder op een GMP+ gecertificeerde locatie maar slaat het op op een locatie die niet GMP+ gecertificeerd is. Het diervoeder heeft dan niet meer de status ‘GMP+ geborgd. Dit geldt bijvoorbeeld ook als een GMP+ geborgd diervoeder vervoerd wordt in een laadruimte die niet onder het GMP+ certificaat van het bedrijf valt.