Borging van diervoederveiligheid begint met voorzorg. Ad hoc maatregelen die keer op keer nieuwe incidenten bestrijden ondermijnen de bedrijfscontinuïteit. En, belangrijker, het leidt tot onveilig diervoeder die de diergezondheid en volksgezondheid op het spel zetten. Het voorzorgsprincipe is daarom als basis geïntegreerd in het certificatieschema GMP+ Feed Safety Assurance (GMP+ FSA).
Niet zonder reden. In 1992 begonnen we met een Good Manufacturing Practice code. Tegenwoordig noemen we dit een ’basisvoorwaardenprogramma’. Het betrof een aantal voorzorgsmaatregelen op basis van toen bekende gevaren (‘hazards’), maar het bleek erg reactief. We namen in 1995 wel een aantal voorwaarden uit ISO 9001 voor het toepassen van een kwaliteitsmanagementsysteem op, maar dat maakte het niet proactief. Daarvoor is meer nodig, namelijk: HACCP. Dat gaat over proactieve gevarenanalyse en risicobeheersing.
Kwaliteitsmanagement zorgt voor een gestructureerde en planmatige aanpak in de dagelijkse praktijk. De systematiek kent drie elementen: kwaliteitscontrole, kwaliteitsborging en kwaliteitsverbetering. Dit leidt tot constante goede productkwaliteit, omdat er ook aandacht is voor de wijze waarop die kwaliteit is te realiseren.
Veel bedrijven hanteren ISO 9001 of ISO 22000 voor het vastleggen van hun kwaliteitsmanagement. De standaard GMP+ B1 kent dezelfde structuur als ISO 9001. Ook de andere GMP+ B standaarden hebben een vergelijkbare voorwaarden voor kwaliteitsmanagement. GMP+ FSA is dan ook relatief eenvoudig toepasbaar voor bedrijven die gecertificeerd zijn voor ISO 9001 of ISO 22000.
In sommige landen zijn bedrijven ook wel voor GMP en / of HACCP gecertificeerd. Dit zijn ook belangrijke bouwstenen die binnen GMP+ FSA certificatie voorwaarden zijn. Deze bedrijven hebben dus ook een aantal ‘step stones’ in de richting van een volledig GMP+ FSA certificaat.