Wet- en regelgeving is niet genoeg

donderdag 31 augustus 2017

Alleen certificaten kunnen wereldwijde voederveiligheid garanderen. De productie van veilig diervoeder is een gedeelde verantwoordelijkheid van alle partijen in de keten, overal ter wereld. Hoewel landelijke wetgeving tot op zekere hoogte bevorderlijk kan zijn voor dit doel, kan internationaal gezien deze lappendeken aan regelgeving op eigen kracht nooit voldoende zijn voor veilig diervoeder. Daar zijn onafhankelijke internationale standaarden voor nodig.

‘Ons bedrijf houdt zich aan alle geldende wet- en regelgeving.’ Laten we wel zijn: deze zin klinkt goed en geeft leveranciers, afnemers en relaties vertrouwen. Maar hoe sterk het ook klinkt, de waarde van zo’n mededeling kan nogal verschillen – afhankelijk van het land waarin het bedrijf zich bevindt. Wetgeving is in het ene land nu eenmaal strenger dan in het andere, terwijl er ook verschil kan zijn in regelgeving en handhaving. En in het volgende land zijn regels zo goed als afwezig. Daarnaast is het ondoenlijk voor bedrijven die zaken willen doen aan de andere kant van de wereld om te controleren of de zakenrelatie daar zich inderdaad aan die regels houdt. Kortom: landelijke wetgeving kan wel degelijk richting geven aan bedrijven die in dat land gevestigd zijn, maar in een internationale context is de waarde ervan meer diffuus. De onderlinge verschillen tussen landen op het gebied van diervoederveiligheid – ondanks de tendens naar meer eenduidigheid – leiden tot onduidelijkheden, worden uitgebuit en zijn daarom niet bevorderlijk voor de wereldwijde diervoederveiligheid.

 

Overal dezelfde waarde

In 1992 besloot de Nederlandse diervoedersector, na diverse incidenten rond de besmetting van diervoeder, tot het opstellen van een code of practice voor de productie van mengvoeder. Die bevatte voornamelijk richtlijnen voor hygiëne, de beheersing van ongewenste stoffen en de omgang met diergeneesmiddelen (vooral carry-over). Toen deze zogeheten ‘good manufacturing practices’ (GMP) steeds breder werden geaccepteerd, en bedrijven over de grens ook interesse begonnen te tonen, werden de richtlijnen uitgebouwd tot een volwaardig schema met standaarden voor verschillende schakels in de gehele diervoederketen, inclusief transport, en op- en overslag. Daarbij werden in het vervolg ook zaken als de inkoop van grondstoffen, transparantie en traceerbaarheid meegenomen. 
Wat begon als kleine code voor de Nederlandse diervoederindustrie, groeide uit tot de GMP+ Feed Safety Assurance (GMP+ FSA) module: een wereldwijd certificatieschema waarbij inmiddels ruim 16.500 bedrijven uit meer dan tachtig landen zijn aangesloten.
Het grote voordeel van een internationaal erkend certificatieschema is dat het, in tegenstelling tot nationale wetgeving, overal dezelfde waarde heeft – of het bedrijf nu in Colombia, Mexico, Duitsland, Australië of Saudi-Arabië gevestigd is. Elk bedrijf weet dankzij het certificatieschema wat van hem wordt verwacht als het gaat om de productie van veilig diervoeder. De uniforme standaarden op het gebied van productie, handel, transport en op- en overslag geven de duidelijkheid die landelijke wetten en regels niet altijd bieden. Via jaarlijkse audits wordt gecontroleerd of gecertificeerde bedrijven handelen in lijn met normen en standaarden van GMP+ FSA.

 

Flexibiliteit

Hoewel het doel van het GMP+ certificatieschema overal ter wereld gelijk is (veilig diervoeder), hoeft de weg ernaartoe dat niet te zijn. GMP+ FSA is streng waar het moet, maar flexibel waar het kan. Omdat het certificatieschema betrekking heeft op zoveel verschillende soorten bedrijven, branches, situaties, landen en culturen is het onmogelijk én onwenselijk om iedereen op dezelfde wijze te laten werken. GMP+ FSA biedt een einddoel en de kaders. Dit betekent dat een bedrijf zelf zijn weg naar het einddoel mag kiezen, maar dat enkele afslagen door het schema zijn afgesloten, omdat die te risicovol worden geacht. Zo mogen er bij transport per spoor alleen agri-only-wagons worden gebruikt, ongeacht de resultaten van de HACCP-gevarenanalyse. Ook moeten vrijwel alle voeders en grondstoffen met een vrij hoge frequentie op Salmonella worden onderzocht, zelfs als het bedrijf kan aantonen dat er geen gevaar is voor salmonellabesmetting. Daarnaast wordt tevens een lijst van verboden producten gehanteerd.
Ondanks deze strikte regels kan en wil GMP+ International niet alles voorkauwen, omdat bedrijven uiteindelijk zelf de verantwoordelijkheid dragen voor de productie, de verwerking en het transport van veilig diervoeder. Wel worden zij daarbij ondersteund vanuit GMP+ International, bijvoorbeeld met seminars en ons online kennisplatform (Feed Support Products).

Door het internationaliseren van standaarden loop je vanzelf tegen problemen en moeilijkheden aan. Standaarden mogen dan gelijk zijn, de praktijk en gebruiken verschillen per regio en sector. Het is daarom van het grootste belang om continu een vinger aan de pols te houden, om te bekijken of de standaarden nog wel voorzien in de veranderende praktijk van alledag, en of wel voldoende rekening wordt gehouden met bepaalde regio’s en sectoren. 
Zo waren de eerste richtlijnen (de good manufacturing practices) ontwikkeld in overleg met tien Nederlandse brancheorganisaties. Maar toen het schema ook in Duitsland voet aan de grond kreeg, voldeed die opzet niet meer en werd nadrukkelijk aansluiting gezocht bij experts uit de Duitse diervoederketen. 
Die handelwijze heeft GMP+ International nooit meer losgelaten: brancheorganisaties uit verschillende landen hebben zich als partner verbonden aan GMP+ International. Vandaag de dag komt die tot uitdrukking in het International Expert Committee. Dit comité bestaat uit zo’n 35 partijen uit verschillende branches en werelddelen en heeft een adviserende rol met betrekking tot de inhoud van het GMP+ Feed Certification scheme. 

Verwerkende bedrijven en brancheorganisaties uit de diervoedersector doen er goed aan zich bij dit comité (of bij een van de vier deelcomités) aan te sluiten, opdat ook hun stem wordt gehoord. Ook al doen ze hetzelfde werk; een productiebedrijf uit Duitsland kan nu eenmaal niet spreken voor een productiebedrijf uit Chili – of omgekeerd. Hoe diverser de samenstelling van onze expertcomités, hoe representatiever de adviezen ter verbetering van het certificatieschema.

 

Uitzonderingen

Toch blijven er situaties bestaan waarvoor internationale uniforme standaarden niet de oplossing zijn. Uitzonderlijke regionaal gebonden ontwikkelingen vragen ook om regionaal gebonden oplossingen. Niet zelden worden deze ontwikkelingen aan de orde gesteld in de expertcomités. Wanneer GMP+ International overtuigd is van de regionale gebondenheid van een aan het certificatieschema gerelateerde kwestie, kan het ertoe besluiten een Country Note te publiceren. De internationale standaarden blijven onverminderd gehandhaafd, maar voor het land (of de regio) in kwestie wordt dan een uitzondering of aanpassing geformuleerd. Dit zijn uitermate specifieke richtlijnen, die ervoor zorgen dat, bijvoorbeeld, bijzondere Poolse wensen niet meteen op de hele wereld van toepassing worden verklaard. 

Dankzij de combinatie van uniforme internationale standaarden, en een flexibele aanpak en specifieke oplossingen nationaal waar nodig, is de GMP+ FSA-module uitgegroeid tot toonaangevend certificatieschema voor de wereldwijde diervoederindustrie, dat in steeds meer landen geldt als een license to sell. Een certificaat ook waardoor verkoopzinnen als ‘wij houden ons aan alle geldende wet- en regelgeving’ achterwege gelaten kunnen worden – dat GMP+ FSA-certificaat aan de muur zegt immers alles.

Internationale conferentie
In 2017 bestaat het GMP+ FSA-schema 25 jaar. Dit jubileum wordt onder meer gevierd met een internationale conference in de Beurs van Berlage te Amsterdam, begin november. Meer informatie vindt u op www.feedsafetyconference.com .